We zijn bijna een uur te laat, maar volgens hem geeft dat niet. With mothers, it’s always o.k. Ik benadruk maar niet dat ze deze lunch speciaal voor ons heeft staan koken. We kennen elkaar net 26 uur en dat is meestal niet de fase waarin je ruzie moet willen maken op de oprijlaan van het ouderlijk huis over het wel-of-niet-goed-behandelen van familie (voor zover er überhaupt een fase bestaat waarin er een goed moment is om dat te doen). Dus gaan we rustig het tuinhekje door en betreden een typisch Oost-Europees huis in Buda.
We eten Szilvás gombóc; pruimenknödel in broodkruimels met poedersuiker en maanzaad. Hét gerecht dat ik perse geproefd moest hebben voor ik Hongarije weer zou verlaten. En omdat ik tegen eten eigenlijk nooit nee kan zeggen, zit ik nu op het zelfgebouwde dakterras van deze lieve mensen. Vader schenkt de wijn in. Hoewel ik weet dat hij al 89 is, zou ik zijn leeftijd niet kunnen inschatten. Zijn ogen hebben iets tijdloos, net als de ogen van zijn zoon – bij wie ik deze week op bezoek ben. Allebei lopen ze rond met een blik alsof ze net een kwajongensstreek hebben uitgehaald, en het maar moeilijk geheim kunnen houden.
Het blijft vreemd om steeds weer in andermans leven te stappen. Even, voor een paar dagen, onderdeel uit te maken van iemands leven, alsof het je eigen leven is. Op dit moment voelt het alsof ik hier al jaren over de vloer kom. Alsof dit een normale dag is uit een leven dat ik zomaar ook had kunnen leiden. En toch weet ik dat dat niet zo is. Of: het is wel mijn leven – in ben immers fysiek aanwezig in de situatie – maar niet een gedeeld leven, niet mijn verhaal. Eigenlijk reis ik deze maanden dus niet alleen van ontmoeting naar ontmoeting, maar ook van levensoptie naar levensoptie. En ik proef even alle smaken die er zijn, zonder een keuze te hoeven maken tussen al die opties: uiteindelijk merk ik wel waar het heen gaat.
Leave A Reply