Vanaf mijn plek achter de tafel, bestudeer ik het publiek. De meeste mensen spreken Arabisch en luisteren aandachtig naar Iyas Nassir, die zijn gedichten van achter de lessenaar aan het voordragen is. Af en toe knikken ze hevig tijdens een van zijn gedragen zinnen, of ze applaudisseren in zijn al even gedragen stiltes. Het geeft een soort rust: gedwongen worden om te luisteren naar iets waar je helemaal niks van begrijpt. Lang te luisteren, want een gemiddeld Arabisch gedicht lijkt de lengte te hebben van een halve verhalenbundel. Als ik voorbij was gelopen zou ik misschien zijn afgedwaald omdat ik het verhaal niet volg. Maar nu ik onderdeel ben van deze avond ga ik er helemaal in op. Elk woord klinkt alsof hij specifiek op dát woord nadruk wil leggen. Krachtig, hier en daar boos, en tegelijkertijd heeft de taal een zachte klank. Zijn handen bewegen druk – maar doelgericht – om zijn lichaam heen, terwijl zijn gezicht steeds wisselt tussen twee min of meer op elkaar lijkende uitdrukkingen. Ik kan hier uren naar kijken.
We hebben in de afgelopen week elkaars gedichten vertaald. We hebben elkaar in het Engels uitgelegd waar de gedichten over gaan, waar ze voor staan en wat ze betekenen. Daarna hebben we in onze eigen taal nieuwe zinnen gevonden. Vertalen is lastig, omdat je niet alleen de woorden verandert in andere woorden; je plaatst een cultuur in een andere cultuur. Een zelfde verhaal naar een ander ritme, andere klanken en gebaren. En misschien is het daarom wel zo fascinerend om je eigen gedichten terug te horen in een exotische taal. Het houdt dezelfde betekenis, maar krijgt een andere dimensie. En ondanks dat ik er niets van versta, voel ik dat hij hetzelfde zegt. Op zijn manier. En dat is juist zo mooi.
Leave A Reply