In de trein ruikt het naar de zanguitvoeringen van mijn ouders op de muziekschool. Het is de mengeling van koffie, kleren waar de geur van het avondeten in is blijven hangen, de verschillende parfums die daaroverheen gespoten zijn, en vers uitgeprint papier. Ook het station ruikt naar vroeger. Naar overstappen op Innsbruck Hbf. Naar Maaikie, opschieten!. Naar veel te hard rennen met een veel te zware rugzak. Naar een gloednieuwe strip om in de trein te lezen. Naar Wandelvakanties. Ik ga er zo in op dat ik mijn trein naar Aachen mis. Gelukkig reis ik alleen, waardoor niemand anders dan ik het erg hoeft te vinden. En ik besluit dat ik het het niet erg vind, ga op een bankje zitten en kijk naar het chaotische station.
Die hele week kom ik niet uit meer uit de vroeger-geuren weg. Ik logeer samen met mijn broer en oom – die voor de gelegenheid een kleine roadtrip hebben gemaakt – in Aachen bij een heel lief Duits gezin. En ondanks mijn totale gebrek aan duits-beheersing, voel ik me er thuis. De lakens ruiken naar mijn oude Jip en Janneke lakens, en in de tuin staat de grote walnotenboom waar ik zo vaak van heb gedroomd. Ik ben inmiddels een stuk minder lenig, maar als ik mijn broer met zijn lange benen hoog in de boom zie zitten kan ik het niet laten er ook in te klimmen. Halverwege de boom vind ik een tak om rustig op te zitten. En als ik vanaf deze plek om me heen kijk, zie ik de zelfde wereld die ik vroeger zag. Alleen heeft het een iets ander uitzicht gekregen.
Leave A Reply