Ze zeggen dat je uiteindelijk weer terugkeert naar de zee als je er ooit geboren bent. Als je als pasgeborene de eerste lucht inademt, en als die lucht dan zeelucht is, en als je als klein kindje dan de achtertuin – die dan het strand heet – in kan rennen om schelpen te zoeken, dan schijn je altijd (onbewust) weer terug te willen keren naar de zee. Nu kom ik uit een stad waar in de verste verte geen zee te bekennen is, maar ook in mij schuilt dat verlangen om terug te keren. Terug te keren naar een geboorteplaats die niet van mij is. Een geboortegebied misschien, want de ligging van de zee maakt me niet eens zo heel veel uit. Het is een klein bolletje in mijn buik dat langzaam begint te stuiteren, steeds harder en wilder, tot de zeelucht hem tot rust wiegt. Ik verdenk mijn moeder ervan dat ze, toen ze zwanger was van mij, is gaan zwemmen in de hoge golven, en dat een van die hoge golven haar toen een liter zeewater heeft gevoerd, waardoor ik in de overgebleven maanden in zoutwater ronddobberde.
Toen Emmanuelle en ik elkaar in België zagen, spraken we af dat we elkaar in Zuid-Frankrijk nog eens zouden zien. Daar is het beter weer, en dan kan ik je leren waterskiën had ze gezegd. Nu staan we op een leeg strand, en kijken we uit over de dreigende regen en het water. Voor Zuid-Franse begrippen zou het op dit moment winter kunnen zijn, maar daar trekken we ons allebei niets van aan. Samen wachten we tot het donker wordt. Onze voeten begraven in het zand, mijn zeebolletje tevreden op de bodem van mijn buik.
Leave A Reply